Hoe de in 1969 gesloopte kadekraan ooit tot stand kwam?
Het complete verhaal van de Kamper Kadekraan is beschreven door Herman Broers en verschenen in het Historisch Tijdschrift van oktober 2021, het blad van de Historische Vereniging voor de IJsseldelta Jan van Arkel. Klik hier voor het artikel.
Het begon op 26 november 1869, toen blok- en mastenmaker G.R. ten Dam een brief naar het college van B en W scheef. Ten Dam vroeg het college om de defecte kraan aan de IJsselkade zo spoedig mogelijk te laten herstellen. Hij kreeg als antwoord dat de kraan niet zou worden hersteld, maar vervangen. Wethouder Hendrik Tofiel, voorzitter van de Commissie tot Voorbereiding der Publieke Werken, bracht daarop in december 1869 een bezoek aan ’s Gravenhage. Daar sprak hij met de directie van het bedrijf dat de nieuwe kraan zou leveren: ijzergieterij De Prins van Oranje.
Het maken van de fundering voor de nieuwe kraan werd aanbesteed op 27 juni 1870. Het werk moest klaar zijn op 15 augustus 1870 en werd aangenomen door aannemer J.W. Diebrink en stukadoorsbaas H. Wellman. Op elke dag vertraging stond een boete van 10 gulden. Waarschijnlijk was het werk op tijd af, want van een overschrijding van de afgesproken datum is niets te vinden. Op 19 augustus meldde ijzergieterij De Prins van Oranje dat de kraan klaar lag in de fabriek. Ruim een week later kwamen de smeden naar Kampen om de kraan op te zetten en af te werken.
Bijna honderd jaar lang heeft de kraan aan de IJssel gestaan. Op het laatst vooral als hulpmiddel voor laden en lossen en te water laten van zeil- en roeischeepjes. Het beeldbepalende monument is onder druk van de vooruitgang in 1969 afgebroken.
De journalist die van de sloop melding maakte in het Kamper Nieuwsblad van 25 januari van dat jaar verzuchtte dat men nog één jaar had moeten wachten; dan had men het eeuwfeest van de kraan kunnen vieren.